Een levende hoop

Vorige week leidde ik een kerkdienst in het Gooi.
In de kleine, sfeervolle Middeleeuwse kerk hingen rondom de wanden vol met ikonen die door een gemeentelid geschilderd waren. Beeltenissen van Christus en Maria en van verschillende heiligen: Thomas, de twijfelaar, herkende ik en Petrus en Paulus, de pijlers van de kerk, Johannes, de voorloper en zijn naamgenoot, de evangelist.
Ik had voor de dienst maar kort tijd om een rondgang lang de beeltenissen te maken. Maar tijdens de dienst drong opeens de betekenis van deze getuigen-wand tot me door: we zijn hier niet alleen samen met de mensen in dit kerkgebouw - we zijn verbonden met al die mensen die ons zijn voorgegaan.

En tijdens de viering van de Maaltijd van de Heer, zongen we ‘met alle heiligen’ de Eeuwige het ‘heilig, heilig, heilig’ toe. En het was alsof de heiligen loskwamen van de muur en met ons op aarde een veelstemmig koor vormden.
Het is een besef dat diep verbonden is met de beleving van de oosters-orthodoxe liturgie: hemel en aarde zijn verbonden. We doen even mee met de lofzang die in de hemelse gewesten eindeloos door gaat.
Nu zal dit besef veel moderne mensen en veel protestanten vreemd zijn. We geloven in wat voor ogen is. De heiligenbeelden zijn met de Reformatie de kerk uit gebannen. We leerden leven met een open hemel. De tussenruimte tussen God en mensen werd niet langer gevuld met heiligen en de daarbij horende gebeden en gebaren. De aandacht concentreerde zich volledig op het Woord.
Inmiddels zijn we in een periode beland waarin veel mensen de verbinding met de traditie (of die nu protestant of katholiek was) zijn kwijt geraakt.
Zoveel mensen, vaak onze eigen kinderen en kleinkinderen, onze vrienden, kiezen, als ze zich al religieus noemen, voor een vorm van believing without belonging… Wel spiritueel, maar geen binding aan een instituut of organisatie.
Toch is die verbinding met het onzichtbare een wezenlijk kenmerk van het christelijk geloof. De schrijver van de brief aan de HebreeĆ«n zegt het zo: “Geloof is de zekerheid van wat we hopen, het bewijs van wat we niet zien.”
De enige zekerheid die wij hebben is geen zekerheid volgens de gangbare maatstaven. Het is de zekerheid van het leven van de hoop tot je laatste ademtocht.
Dat is pittig, vooral in barre tijden, als je door de woestijn gaat.
De Bijbelschrijver weet dat. En daarom noemt hij een talloze voorbeelden uit het Eerste Testament - mensen zoals wij, die soms iets wonnen maar vooral veel verloren en moesten loslaten.
Geen blijvend thuis, geen vaderland, maar tot hun dood onderweg. Gelovigen die gedeukt en gehavend door het leven strompelden. Maar dwars door alles heen, bleven zij hopen dat God met hen op weg was gegaan en dat ze daarom ooit, hoe dan ook, zouden thuiskomen.
Allemaal mensen die hun plek hebben gekregen in de portrettengalerij van het geloof, de ikonostase van de kerk. Door die mensen worden we omringd als door een publiek, een supportersgroep: Abraham en Sara, Mozes en Mirjam, Ruth en Daniel, noem maar op.
En die lijst van namen kun je eindeloos aanvullen. Met mensen uit onze eigen levenstijd of eerder, die ons nog altijd bemoedigen en richting geven. Van Bach en Bono - tot Nelson Mandela, die de hoop vasthield in zijn gevangenschap en die voor tallozen een bron van hoop was.
Ik vind het wel een mooi idee: wij spelen het spel van het leven, en op de tribune zit een grote groep supporters. Veel onbekende mensen, maar ook bekenden. Daar zit Abel, die zegt: wat de mensen ook van je zeggen, God ziet het geringe aan. En Esther roept: durf te geloven dat de plek waarop je leeft niet voor niets is. Eens komt er moment dat je kunt laten zien wat het geloof je waard is.

Reacties