SINT-MAARTEN voorbij
't Was vrijdag dat ze langs de deuren gingen
De lampions en tassen lagen klaar
Ze doken in de schemering om daar
De werken van Sint-Maarten te bezingen
Ik zag mijn zoontje staan op het trottoir
Een reus tussen zijn kleine volgelingen
Hij hoefde niet meer naar de bel te springen
Hij kon erbij, het was zijn laatste jaar
Het volgend jaar dan kan hij niet meer mee
Dan trekt Sint-Maarten andermaal zijn degen
En hakt zijn jeugd genadeloos in twee
Dan staart hij als een puber door de ruit
Dan bromt zijn veel te zware stem mij tegen
Dan blaast de tijd zijn jongenslampje uit
Ivo de wijs
Sint Maarten lopen is inderdaad iets voor kinderen. En als je ouder wordt, leg je af wat kinderlijk is. Zegt de apostel niet: "Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten."
Maar in het gedicht van Ivo de Wijs hoor ik ook heimwee, verlangen. "Kon ik nog maar als een kind zingen, langs de deur gaan, bedelen om licht."
Ik ben geen kind meer, maar kan wel worden als een kind.
Maar ook Sint Maarten zelf groeit op. Hij blijft niet de 15-jarige die hoog te paard zijn mantel deelt met de arme bedelaar beneden op de grond.
In het beeld bij de Maartenskerk in Zaltbommel is hij op gelijke hoogte gekomen met de mens die zijn leven voorgoed veranderde. Oog in oog, zij aan zij.
Vergelijk de ikoon van de vriendschap.
Nivelering door ontmoeting
De iconografie van de heilige Martinus toont de heilige vaak gezeten op zijn paard. In St. Martin Catholic Social Apostolate, Nyahururu,Ken1a koos men een ander beeld.
Als je goed naar de schildering kijkt, zie je woorden. In het het Engels en het Kiswahili staat er geschreven: "Om niet heb je ontvangen, om niet heb je gegeven". En: "...alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”
In tegenstelling tot de gebruikelijke iconografie knielt Martinus bij de bedelaar om zijn mantel te delen. Zij aan zij, oog in oog, hart aan hart. Het delen van de mantel is geen liefdadigheid, maar een gebaar uit en in liefde. Je houdt van de ander om wie hij is; liefde is meer dan wat jij geeft.
Opvallend is dat de bedelaar er ook niet uit ziet - als een bedelaar. Hij lijkt gezond, krachtig, zelfbewust. De arme is geen probleem dat wij moeten oplossen. De arme heeft haar of zijn eigen waardigheid waarmee hij ons kan helpen te veranderen: in verdergaande liefde, in verdiepende solidariteit. Martinus hielp de arme; maar de arme deed iets veel groters aan Martinus: hij hielp hem te veranderen, zich te bekeren.
De omvorming van Martinus wordt zichtbaar in de donkere en lichte delen in de schildering. Links zien we donkerte die Martinus' verleden kleurt. Zo zag Martinus zichzelf: een respectabel militair, bekleed met keizerlijke macht. De ontmoeting met de arme maakt hem tot een persoon die geraakt kan worden, liefde kan delen, bruggen kan slaan. Deze lichte kant van zijn leven doemt op achter de bedelaar.
Kijk nog eens nauwlettend naar de gezichten van beiden. Zij lijken op elkaar. Hun gezichten tonen dat we nooit alleen of sterk of zwak zijn. We kunnen ons in beiden herkennen. We zijn bedelaar en gever; schenker en ontvanger; sterk en afhankelijk.
Martinus kan zijn zwaard laten zakken, het zwaard wordt een kruis. Mijn kracht wordt gedoopt, gekerstend, gekruisigd.
Het gezicht van Martinus en de arme zijn een zelfportret van de schilder. Het zou mijn gezicht kunnen zijn of worden. Zoals de omgeving van het tafereel tijdloos is en vandaag kan zijn. Iedere ontmoeting tussen mensen, rijk en arm, blank en zwart, jong en oud is een kans tot verandering tot groeien in liefde en leven en solidariteit.
Reacties