In Flanders fields


Afgelopen zomer was ik met de stepdancegroep van onze kerk op stap. Elk jaar maken ze een zomerreis. Nu eens naar een festival in Praag, dan weer een verre reis naar het arme Moldavië. Dit jaar was, rekening houdend met de jonge leeftijd van een aantal deelnemers, de reis minder ver. We streken neer in een mooi kasteel in Thumeries, vlakbij Lille. Naast de verschillende presentaties nodigde de omgeving ons onder andere uit voor een uitstapje naar Ieper en Dirksmuide. Het was voor mij voor het eerst dat ik wat te zien kreeg van de Eerste Wereldoorlog, die hier 'La Grande Querre' genoemd wordt.



We liepen in Dirksmuide door De Dodengang, een kilometerslange loopgravenstelsel. Bizar om te realiseren (als dat al kan) dat de soldaten elkaar hier op soms maar tientallen meters van elkaar jaren lang bestookten. Inderdaad een dodengang. En zonder het gas, de modder, de lijklucht, de doden en gewonden een bijna steriel monument.
Er bloeiden volop klaprozen, kwetsbaar en hoopvol.



In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.

We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw

The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.

Diezelfde avond waren we in Ieper. NRC had op 10 juli bericht dat in de Menenpoort voor de 30.000 ste keer de Last Post was geblazen.



In dit jubileumjaar wordt elke avond de naam genoemd van één van de gevallenen. Dit keer een jonge Schotse soldaat, 19 jaar oud. Hij was aanvankelijk afgekeurd, niet geschikt om te dienen in het leger. Op voordracht van zijn vader, officier in het Britse leger, werd hij alsnog toegelaten, ingescheept en gelegerd in de buurt van Ieper. Op de negende dag van zijn in diensttreding werd hij geraakt door een kogel, dwars door zijn helm heen. Hij had zelf amper een schot gelost. Een jonge vent, in de bloei van zijn leven gedood. Eén van de miljoenen die stierven.
Ik had gedacht bij de Menenpoort heldenverhalen te horen, van moed, beleid en trouw. Maar ik hoorde dit relaas van een schijnbaar zinloze, nutteloze inzet. Zo jong, en dan al zo dood.

Een kind schrijft:

Als je nou eens niet kon sterven, zou je dan op zwemles gaan?
Van de hoge duikplank duiken? Zeilen zonder zwemvest aan?
Op de hoogste bergen klimmen? Op de smalste richels staan?
Langs de diepste kloven lopen? Was daar dan nog wel wat aan?
Als je nou eens niet kon sterven, was vakantie dan nog fijn?
Zou je je nog steeds verheugen, op dat reisje met de trein?
Zou je van het strand genieten, van de zee, de zonneschijn?
Van de ijsjes, van de frieten, zou je dan gelukkig zijn?

uit: Doodgewoon, van Bette Westera en Sylvia Weve

Vlak daarvoor hadden we uitgelaten pratend met de groep tieners frieten gegeten.
En lopend naar de auto dacht ik aan die fragiele klaproos: juist dat we kwetsbaar zijn, dat het mis kan gaan, dat het leven stuk gaat, dood, maakt het leven zo bijzonder.
Ík ben de naam van die 19-jarige soldaat al weer vergeten. Maar die avond klonk zijn naam. Temidden van honderden bezoekers. En de doedelzakspelers speelden hun melancholieke, slepende muziek. 'Amazing Grace' herkende ik. Voor de 30.010e keer klonk de Last Post. Die avond in Ieper. 'Known to God' - geborgen bij God.

Reacties