Sint Martinus en de slavernij - een vroeg middeleeuws voorbeeld van woke


Meestal denken we bij Sint Maarten aan zingende kinderen aan de deur, snoep uitdelen en lampionnen die de donkere avond verlichten. Allemaal verwijzingen naar waar het in het leven van Sint Maarten kantelde: de ontmoeting met de bedelaar bij de stadspoort van Amiens. Martinus, officier in het Romeinse leger, deelde zijn mantel met de arme. 

Aan deze iconische daad, gevolgd door een nachtelijk visioen die uiteindelijk uitmondt in zijn doop, ging een periode van bewustwording vooraf. Al eerder groeide bij Martinus het verlangen naar eenvoudig leven in de lijn van het Evangelie. Dat blijkt uit een episode in zijn biografie. Daarin wordt verteld dat Martinus met zijn wapenjongen, waarschijnlijk een tot slaaf gemaakte, op voet van gelijkheid omging. 

Els Rose schreef laatst in Trouw over deze onderbelichte episode uit het leven van de populaire heilige. Aanleiding was de oproep  aan lezers om ‘met slavernij besmet kerkelijk verleden’ bij de krant te melden. Dit in het kader van een onderzoek naar de rol van protestantse kerken in het koloniale verleden. Er volgde een artikel over de kerkelijke acceptatie van slavernij in o.a. de kerken van Vlissingen. Daarbij werd een rouwbord uit de St. Jacobskerk getoond, van een familie die op het eiland Sint-Maarten slaven hield. Op dat bord zie je o.a. een verwijzing naar de naamgever van het eiland. (Die naam kreeg het eiland overigens omdat het op 11 november werd 'ontdekt'). 


Martinus van Tours, die leefde in de vierde eeuw in het Romeinse rijk waarin slavernij gemeengoed was, behoorde tot een kleine groep theologen die voor de afschaffing van de slavernij pleitten.  Zijn geloof was geïnspireerd op dat van de woestijnvader en -moeders. Een groep monniken en nonnen die -toen het christelijk geloof van een vervolgde religie tot een geaccepteerde godsdienst was geworden- de woestijn in trokken voor een ascetisch leven. 

In zijn tijd was het bezit van slaven -bekend uit de Romeinse cultuur- een geaccepteerd verschijnsel. Martinus hoorde echter tot de weinigen die dit bestreed. Vanuit de overtuiging dat de mens (ieder mens) geschapen is naar Gods beeld, kon er geen sprake zijn van het bezitten van de ene mens door een ander mens. Als Romeins legerofficier behandelde Martinus zijn slaaf niet als ondergeschikte of als bezit. Hij diende hem, in een rolverwisseling die duidelijk geïnspireerd is op het ­relaas van de voetwassing uit Johannes 13. Rose: 

"In een vijfde-eeuwse bewerking van het levensverhaal van Martinus legt de dichter Paulinus van Périgueux deze onderbelichte episode uit als een juridische handeling, waarin Martinus zijn slaaf bevrijdt van het juk van slavernij. Daarmee plaatst deze dichter Martinus in een kleine en nagenoeg vergeten groep asceten die alle bezit afwees, dus ook het bezit van slaven."

Het onderzoeken van de pijnlijke geschiedenis van ons slavernijverleden is noodzakelijk. Dit kleine contrastverhaal roept de vraag op hoe het komt dat een tegenstem als die van Martinus van Tours verloren is gegaan in het grote verhaal. Tegelijk is het een uitnodiging en een teken van hoop dat het dominante discours van discriminatie, uitbuiting en uitsluiting verhalen in de marge kent die kansen geven voor bekering en kanteling naar gelijkwaardigheid en compassie. 

Daar hoef ik de kinderen die vanavond aan de deur komen zingen niet mee te vermoeien. Maar het vormt wel een extra impuls dit mooie feest van Sint Maarten te blijven vieren. 

bron: Els Rose: De vroege kerk kende wel degelijk theologen die tegen slavernij waren, Trouw, 19 oktober 2021, 

Reacties