Temidden van het luide knallen van het eerste vuurwerk (ik voel steeds meer voor een algeheel verbod; ik denk alleen al aan een vriend met een psychiatrische achtergrond; hij wordt meer dan normaal gekweld door deze jaarlijkse miljoenen euro's verslindende gekte) probeer ik de laatste hand te leggen aan mijn nieuwjaarspreek.
Een schrijver en een dichter helpen me.
Allereerst Kader Abdolla die in Trouw van vandaag fulmineert tegen de nominatie van het woord van het jaar. In een prachtig artikel stelt hij voor woorden als 'tuigdorp' en 'kopvoddentaks' wel in Van Dale op te nemen, maar dan in de zin van ze in dat archief te begraven. "Zieke woorden als 'tuigdorp' horen geen medaille om de nek gehangen te krijgen. Blijvend zijn alleen de woorden die door het hart gedragen worden."
En dan verwijst hij naar Johannes 1: het Woord is vleesch geworden. Woorden die onsterfelijk (!) zijn geworden.
En de dichter is Gabriël Smit[1] schrijft in het gedicht ‘Door de stilte heen’
Al dagenlang probeer ik door de stilte
heen te luisteren, – de bloemen hier
op tafel voor mij zijn zo open, willen
spreken, maar ik kan ze nog niet
verstaan,- nog te veel dag is binnen
mij nagebleven, nog te veel zien
van vervalste kleuren, botte dingen,
ik heb nog geen eigen lichtverschiet.
Zo stil worden dat uit zwijgen woorden
bloeien van over de grens van leven
heen, een enkele stem, een enkele vraag,
en daarop dan niet angstig voor de
aandacht van de bloemen antwoord geven,
één eigen woord, – ik hoop dat ik het waag.
[1] Gabriël Smit, uit: Evenbeeld, Baarn, Ambo 1981
Met zulke woorden in het hart en in het vertrouwen dat het Woord inderdaad vlees geworden is, en in mij zal mogen opstaan, ga ik het nieuwe jaar in.
Reacties
groet, Wietske