Kind op een voetstuk (2)

De mensen van de Opstandingskerk vormen een levendige en spontane gemeenschap. Regelmatig (vaak van gasten) hoor ik positieve reacties op de sfeer in de Opstandingskerk: ontspannen, levendig, hartelijk, humorvol.
De spontane inbreng van iedereen versterkt deze spontaniteit.
In de doopdienst van 30 september was het een van de dopelingen, een jongen van zes jaar, die daarop reageerde.
Op zijn opgetogen antwoord op de vraag of hij gedoopt wilde worden, werd er door gemeenteleden spontaan gelachen. De jonge dopeling keek verontwaardigd op en zei: “niet lachen!”
Gelijk heeft hij: dit is een bijzonder, ja heilig moment. En onze goed bedoelde uiting van verassing en vreugde, leidde hem (en ons) af van dat wat nu juist centraal zou moeten staan: aandacht voor wat God aan mensen geeft.
Mag er dan niet gelachen worden in de kerk? Of geapplaudisseerd? Natuurlijk wel, de verwondering en de vreugde mogen geuit worden. Maar er zijn momenten dan een glimlach beter past.
Zelf applaudisseer ik zelden in een kerkdienst. Niet omdat ik de zangkunst van een koor of de muzikaliteit van een gemeentelid niet op waarde kan schatten. Maar in de kerkdienst is er een andere gerichtheid. De kerk is geen concertzaal, geen podium, het is de ruimte waarin we geloof delen en lachen voeden.
Lachen wordt door kinderen vaak ervaren als uitlachen. De jonge dopeling hielp mij om me dit weer te binnen te brengen.


Reacties