'Pelgrimeren - de reis van je leven'
Dat is het thema van de startzondag in onze kerk. En zo lopen we het nieuwe seizoen in. Van pleisterplaats naar pleisterplaats. De ene keer is dat de zondagse viering, dan weer een mannencafé over een pelgrimage naar Santiago. Of een cursus 'Vertrouwen op de weg van vergeving'.
Zelf ben ik sinds vorig jaar met een goede vriend op weg gegaan naar Assisi. In het spoor van Franciscus.
Elke dag lezen we één van de vele verhalen die van hem verteld worden. Dat idee deed ik op in het prachtige boek van Herman Andriessen en Ciel Mooren, De ziel gaat te voet.
Op één van de eerste dagen lazen we dit 'bloempje'. Niet voor niets over het gaan van de (goede) weg.
[De Fioretti is een bundeling verhalen die opgetekend zijn door een minderbroeder uit Toscane ongeveer honderd jaar na de dood van Franciscus (1181-1226). Hij baseerde zich hiervoor op een Latijns werk 'Actus beati Francisci et sociorum eius', 'Handelingen van de zalige Franciscus en zijn gezellen' en herschreef de verhalen in het Italiaans voor mensen die geen Latijn konden lezen. De uitstraling van het boek was heel groot in de middeleeuwen en ook lang daarna. Het werk werd in verschillende talen vertaald, waaronder tien keer in het Nederlands. In 1999 werd het boekje, na veertig jaar, opnieuw vertaald door Linda Pennings (‘De Fioretti’, uitg. Gottmer).
De enkele verhalen die ik had gelezen spraken mij aan omdat ze iets doen oplichten van de spirit van Franciscus, van de Geest die hem bezielde, van het elan waarmee hij leefde. Ik voelde er een diepere laag in, die op een speelse, poëtische manier naar buiten werd gebracht.]
Hoe Sint-Franciscus broeder Masseüs opdroeg een paar keer rond te draaien en toen naar Siena ging
Op een dag was Franciscus op pad met broeder Masseüs, die een eindje voor hem uit liep. Toen ze bij een driesprong kwamen, vanwaar wegen naar Florence, Siena en Arezzo voerden, vroeg broeder Masseüs: “Vader, welke weg moeten we inslaan?” Franciscus antwoordde: “De weg die God wil.” Daarop vroeg broeder Masseüs: “En hoe kunnen wij weten wat God wil?” Franciscus antwoordde: “Door het teken dat ik je zal laten zien. Daartoe gebied ik jou in naam van de heilige gehoorzaamheid op deze driesprong, daar waar je nu staat, in de rondte te draaien zoals kinderen doen en niet eerder op te houden dan wanneer ik het zeg.”
Broeder Masseüs begon rond te draaien, en hij bleef zo lang draaien dat hij van de duizeligheid die je daarvan krijgt een paar keer op de grond viel. Maar omdat Franciscus niet zei dat hij moest stoppen en hij trouw wilde gehoorzamen, stond hij telkens weer op en begon opnieuw. Uiteindelijk, toen hij nog steeds ijverig aan het ronddraaien was, zei Franciscus: “Sta stil en verroer je niet.” Hij stond stil en Franciscus vroeg: “Naar welke kant wijst je gezicht?” Broeder Masseüs antwoordde: “Naar Siena.” En Franciscus zei: “Dat is de weg die God ons wil laten gaan.”
Terwijl ze over die weg voortliepen, verbaasde broeder Masseüs zich hogelijk over wat Franciscus hem, voor het oog van passerende burgers, als een klein kind had laten doen; maar uit eerbied durfde hij de heilige vader niets te vragen. Toen ze Siena naderden en de mensen van de komst van Franciscus hoorden, kwamen ze hem tegemoet en droegen ze hem en zijn gezel in hun verering naar het bisschopshuis.
Nu waren er op dat moment in Siena enkele mannen in een vechtpartij verwikkeld, waarbij al twee doden waren gevallen. Toen Franciscus dat zag, begon hij met zoveel devotie en heiligheid tot hen te preken dat hij allen tot vrede en grote eendracht en harmonie bracht. De bisschop, die van deze heilige daad van Franciscus hoorde, nodigde hem uit in zijn huis en bood hem met veel eerbetoon gastvrijheid voor die dag en voor de nacht.
Toen zag broeder Masseüs duidelijk in dat Franciscus de geheimen van zijn hart kende, en besefte hij dat de heilige vader in al zijn daden gestuurd werd door de geest van de goddelijke Wijsheid.
Je hart volgen en gewoon maar gaan en doen wat op je weg komt.
Dat gezegend is
deze tijd van groei en bloei.
Dat gezegend is
deze periode van minderen en loslaten.
Dat mijn rennen
wandelen
en mijn dadendrang
genieten worden.
Dat juist nu
vriendschapsbanden
sterker worden.
Dat ik de tijd neem
stil te staan bij
hetgeen mij draagt.
Dat ik leef
in verbondenheid met mijn ziel
en met respect voor mijn lichaam.
Dat ik geniet
van wat mensen mij bieden
en van wat de natuur mij schenkt.
Dat het een tijd zal zijn
waarin ik ga met
de kracht van de hemel,
het licht van de zon,
de jacht van de wind,
de vastheid van de aarde.
Peter Denneman, in: Marcel Barnard, red., Zeggen en zwijgen. Oecumenisch gebedenboek voor alledag, Zoetermeer 2005, 117.
Reacties