Aswoensdag 2020.
Omdat een afspraak kwam te vervallen - het is voorjaarsvakantie - besloot ik een wandeling te maken. In een impuls pakte ik een vuilniszak en zwerfvuilgrijper.
Het zou een langzame wandeling worden. En een klein rondje.
Ik begon met goede moed. De dreigende sneeuwbuien bleven nog even uit. Het was helder weer. Mijn handschoenen weerden de kou.
Ik was verbaasd hoe laag mijn tempo werd. Ik speurde niet alleen naar blikjes en flesjes, doppen en snoepverpakkingen. Elke keer dat ik een folietje of sigarettenpeuk opraapte, pikte ik ook iets op in mezelf.
De gedachte dat de meeste mensen deugen, is opeens ver weg.
Ergernis over de achteloosheid waarmee jongeren (ja toch?) verpakkingen op straat gooien.
Mijn moralistische ik (die ik vaak mijn betere ik noem) speelt op. Ik kan mijn wijsvinger amper bedwingen. Maar weet ook dat ik niemand ooit zal aanspreken op wegwerpgedrag. Lafaard.
En: waarom is er nog steeds geen statiegeld op blikjes ingevoerd?
Een stem zegt: 'je omgeving maak je misschien een beetje mooier, maar jij zelf wordt er niet mooier van, mopperkont.'
De vuilniszak wordt steeds zwaarder en ik betrap me op de gedachte het geplande rondje, dat al niet lang was, maar in te korten. Zo gemakzuchtig ben ik dus zelf ook.
Bij een stukje papier denk ik: dat vergaat wel en wordt door moeder natuur opgenomen. Streng ben ik bij folie en frisdrankdoppen. Ik heb te veel foto's gezien van de inhoud van de magen van vogels en schildpadden. De evolutie heeft hen nog niet zover gebracht dat ze het verschil zien tussen felgekleurd plastic en voedsel.
Maar met het oprapen van sigarettenpeuken ben ik gestopt. Ik weet niet waarom. Te veel gepriegel met zo'n grijper. En ik heb er het geduld niet voor om dit dubbel afkeurenswaardig gedrag te belonen. En door de knieën ga ik niet. In consequente stijfkop die ik ben.
Waarom doe ik dit? Ik merk dat ik me een beetje een zonderling voel. Passerende fietsers groet ik niet. Maar stiekem hoop ik wel op een gesprekje.
Wat me helpt, is de gedachte dat veel van dit plastic via wind en water in de zeeën en oceanen terecht komt en samensmelt tot een dodelijke brei.
Maar ook zijn er twinkelingen.
Ik begin er een sport van maken: kan ik dat blikje uit de sloot vissen, zonder er zelf in te tuimelen?
En bij de sigarettenpeuken zie ik opeens de jongeren met elkaar hun verhalen, hun leven delen. Als ik goed luister hoor ik ze lachen.
Thuis gekomen kan ik een gevoel van voldoening niet onderdrukken.
Omdat ik iets goeds gedaan heb? Omdat
ik in het zwerfafval mezelf even aangekeken heb?
Omdat het geen nut heeft maar wel zin?
Vanavond als ik een askruisje ga halen, hoop ik dat ik terugdenk aan deze zwerfvuilwandeling. Als een stem zegt: 'rommel ben je en tot rommel zul je terugkeren'. Maar ook: 'ruim op wat je achter je wilt laten. Keer je om en geloof het evangelie!'
O ja, nu heb ik vuilniszak zwerfafval mee naar huis genomen.
Moet ik plastic en blik en restafval nu nog scheiden? Of mieter ik het zo in de grijze container?
Omdat een afspraak kwam te vervallen - het is voorjaarsvakantie - besloot ik een wandeling te maken. In een impuls pakte ik een vuilniszak en zwerfvuilgrijper.
Het zou een langzame wandeling worden. En een klein rondje.
Ik begon met goede moed. De dreigende sneeuwbuien bleven nog even uit. Het was helder weer. Mijn handschoenen weerden de kou.
Ik was verbaasd hoe laag mijn tempo werd. Ik speurde niet alleen naar blikjes en flesjes, doppen en snoepverpakkingen. Elke keer dat ik een folietje of sigarettenpeuk opraapte, pikte ik ook iets op in mezelf.
De gedachte dat de meeste mensen deugen, is opeens ver weg.
Ergernis over de achteloosheid waarmee jongeren (ja toch?) verpakkingen op straat gooien.
Mijn moralistische ik (die ik vaak mijn betere ik noem) speelt op. Ik kan mijn wijsvinger amper bedwingen. Maar weet ook dat ik niemand ooit zal aanspreken op wegwerpgedrag. Lafaard.
En: waarom is er nog steeds geen statiegeld op blikjes ingevoerd?
Een stem zegt: 'je omgeving maak je misschien een beetje mooier, maar jij zelf wordt er niet mooier van, mopperkont.'
De vuilniszak wordt steeds zwaarder en ik betrap me op de gedachte het geplande rondje, dat al niet lang was, maar in te korten. Zo gemakzuchtig ben ik dus zelf ook.
Bij een stukje papier denk ik: dat vergaat wel en wordt door moeder natuur opgenomen. Streng ben ik bij folie en frisdrankdoppen. Ik heb te veel foto's gezien van de inhoud van de magen van vogels en schildpadden. De evolutie heeft hen nog niet zover gebracht dat ze het verschil zien tussen felgekleurd plastic en voedsel.
Maar met het oprapen van sigarettenpeuken ben ik gestopt. Ik weet niet waarom. Te veel gepriegel met zo'n grijper. En ik heb er het geduld niet voor om dit dubbel afkeurenswaardig gedrag te belonen. En door de knieën ga ik niet. In consequente stijfkop die ik ben.
Waarom doe ik dit? Ik merk dat ik me een beetje een zonderling voel. Passerende fietsers groet ik niet. Maar stiekem hoop ik wel op een gesprekje.
Wat me helpt, is de gedachte dat veel van dit plastic via wind en water in de zeeën en oceanen terecht komt en samensmelt tot een dodelijke brei.
Maar ook zijn er twinkelingen.
Ik begin er een sport van maken: kan ik dat blikje uit de sloot vissen, zonder er zelf in te tuimelen?
En bij de sigarettenpeuken zie ik opeens de jongeren met elkaar hun verhalen, hun leven delen. Als ik goed luister hoor ik ze lachen.
Thuis gekomen kan ik een gevoel van voldoening niet onderdrukken.
Omdat ik iets goeds gedaan heb? Omdat
ik in het zwerfafval mezelf even aangekeken heb?
Omdat het geen nut heeft maar wel zin?
Vanavond als ik een askruisje ga halen, hoop ik dat ik terugdenk aan deze zwerfvuilwandeling. Als een stem zegt: 'rommel ben je en tot rommel zul je terugkeren'. Maar ook: 'ruim op wat je achter je wilt laten. Keer je om en geloof het evangelie!'
O ja, nu heb ik vuilniszak zwerfafval mee naar huis genomen.
Moet ik plastic en blik en restafval nu nog scheiden? Of mieter ik het zo in de grijze container?
Reacties
Dankjewel