Het waren misschien wel kinderdromen | Liselore Gerritsen


Vorige week overleed Liselore Gerritsen. Ze komt vaak voor in de soundtrack van mijn leven.  Met haar unieke, omfloerste stem nam ze een eigen plek in in de Nederlandse kleinkunst. 

Klein is ook haar taalgebruik. Je hoort van haar geen krachtige protestliederen. Wat je wel krijgt, is wat zij ziet in gewone gebeurtenissen, in kinderangsten en liefdevolle herinneringen. Opmerkzaam noteert en vertolkt ze die. In gewone taal, met woorden die precies en raak zijn. Precies genoeg ook en nooit te veel. In vaak heimweevolle teksten zingt ze vooral over haar jeugd, geloof en de dood. Alsof ze steeds op zoek is omdat ze vergeten is naar wat zij heimwee heeft. 

Ik herinner me dat toen een nichtje vlak na de geboorte overleed - ik was zelf nog kind - mijn tante woorden van Liselore koos: 

Ach vogeltje, klein vogeltje
Mijn vogeltje van 't voorjaar
Dat net nog moeizaam klopte in de holte van mijn hand
Je bent zo zachtjes dood gegaan
Dat mijn eigen hart haast stil bleef staan
En ik dacht
Zo zijn er meer gegaan
Zo ongemerkt van mij vandaan
Dat mijn eigen hart haast stil bleef staan
En het nooit zal kunnen vatten.

Dat kleine, dat opene, typeert haar stijl. 

En dat kwetsbare is wat haar raakt in een kind. Ze blijft haar leven lang met verwonderde kinderogen kijken zoals Roeland kijkt naar de zee. "Roeland, doe je ogen dicht. Want in jouw open kinderogen zie ik mijn eigen licht."


Het geloof is het geloof van haar kinderjaren, van een vriendelijke Jezus in een witte jurk. Hij was haar vriend en ze raakte hem kwijt. "Ik kan er niet meer goed aan wennen dat ik hem niet herken", zingt ze in 'Laat de kindertjes tot Mij komen'. Ze won er in 1970 het Relipopfestival mee. 

Toch herkent ze hem nog, later. Als ze een jongeman op straat ziet evangeliseren. Ze bezingt hem zonder cynisme of oordeel. Ik ken geen cabaretliedje dat zo liefdevol en met compassie zingt over iets waar we vaak ongemakkelijk aan voorbij lopen. 

Uitgebleekte blue jeans Jezus
Op het hoekje van de straat
Ogen hol van heilsverwachting
Waarmee je uitverkoren
Staat te knipperen in de middagzon
Een stapel stencils in je hand
Waarin volgens jou de enige route staat
Naar het ons beloofde land
God zegen je

Uitgebleekte blue jeans Jezus
Vogel, in de stad verdwaald
Met haar dat in de middagzon
Net als een nimbus om je hoofd heen straalt
En dat bij regenachtig weer
In pieken op je voorhoofd plakt
En als een iets te grote doornenkroon
Alsmaar dieper in je ogen zakt
God zegen je

Uitgebleekte blue jeans Jezus
Als je daar maar wel blijft staan
Als Gods zoon of als jezelf
Hoe, dat komt er niet op aan
Met stencils of met lege handen
Een teken in het stadsverkeer
En door niets of niemand weg te branden
Glimlach van de Lieve Heer...

Het liedje wenkt me met mildheid te kijken naar wat ik zelf als tiener deed bij Youth for Christ en nu niet meer zou doen. En waarvan ik me nu afvraag: waar haalde ik de vrijmoedigheid vandaan? Het liedje ontlokt een glimlach om mijn mond. Erger je niet. Wuif het niet weg. Laat het. Wees liefdevol. 

Want dat is het ergste dat je kan gebeuren: de onbevangenheid van je jeugd verliezen. Of veroordelen. 

Daar ontspringt het indringende 'Wie': "Wie heeft de zon uit jouw gezicht gehaald? Wie heeft het licht in jou gedoofd?"

 

De vraag waarmee het lied eindigt, kun je stellen als je een beetje je eigen hart kent. Het mooie en het mindere dat je daarin aantreft. 

In een interview in Maatstaf spreekt ze openhartig: "De kleuren, dat heb ik nu wel in de smiezen, zijn niet warm... geen bruin en rood. Kleuren van het verdriet toch eigenlijk dus. Of zwart. Zwart heb ik ook niet. Het zwart van de haat. Weet je (vertrouwelijk buigt ze ietwat naar voren, haar stem daalt) ik wankel van angst elke nacht in. 's Nachts komen de kleuren op me af, dan kan ik ze als het ware duidelijk zien, 's nachts. Ik schrik er vaak van toch. Ze zijn fel, mijn kleuren, fel als het ochtendlicht en blij als een vergeten kinderspel aan de IJssel. En daar zal het wel aan liggen, dat ik in wezen óók fel ben, stuurs soms bijna, en toch blij, of laat ik zeggen, dorstig naar leven. Ja ik ben vaak blij, vooral 's morgens dus. Heel blij voel ik me dan. Ik voel me té blij soms."

Die blijheid en levenskunst maken ondanks de zware thema haar liedjes licht. ,,Ik zie mijn leven als een lijdensweg van de ene meevaller naar de andere." 

Ze beschrijft zichzelf als een oktoberkind: 

Oktoberkind, oktoberkind
Opdat jij niet vergaat
De allerlaatste zoete braam
Is de eerste die jij eet
Een laatste warme zonnestraal verwarmt jouw eerste dag
En een laatste zwaluw die vertrekt is de eerste die jij zag
Dat is waarom een oktoberkind niet gelooft in laatste dingen
’t Zal een herfstdag als een lentedag bezingen…

Zeker bij dit lied (ik ben zelf een oktoberkind) realiseer ik me hoeveel van haar teksten onder mijn huid zijn gekropen. Als aforismen die het goede leven en levenskunst vertolken:

- 'Van je hart is wel een stukje af maar 't is nog niet gebroken'.

- 'Een oude jas voor een nieuw gevoel'.

- 'Ik zet mijn ogen op oneindig en mijn mond op lul maar an. En in de hoop op betere tijden, rommel ik zo'n beetje an'. 

- 'Geloof, hoop en liefde - en de meeste van deze is de hoop op geloof in de liefde...'

Ik eindig met een gebed van haar.  

Het Rijk der Hemelen 

Onze Vader die in de hemel zijt 
geef mij een plek op aarde 
waarvan de naam mij heilig is, 
een koninkrijk dat mijn huis is, 
een plek die mijn spelend kind ruimte wil geven, waar dan ook. 
Geef mij een plek waar het koren groeit voor mijn brood, 
waar de wind in de bomen en het vuur in huis vergeving van alle schuld is, 
zoals ook ik vergiffenis ben voor dat stukje aarde dat zonder mij braak zou liggen; 
een plek die mij niet in verzoeking leidt; die mij verlost van angst.

Ze houdt het klein. Ik vind dat mooi: Gods nieuwe wereld op de vierkante centimeter. Juist dat is wat we allemaal willen: een plek waar het goed en veilig is. Dat is geen kinderdroom. Of toch, namelijk ook die van de kinderen op Moria. 

Reacties

Henk Fonteijn zei…
Heel mooi geschreven Martin, dank!
goed te horen, Henk!
Johan van Dalen zei…
Een gevoelig mens was het, zo te lezen en te horen. Prachtig. Iemand die vol betekenissen was terwijl ik leefde, maar eigenlijk: haar voorbij leefde. Hoe vaak gebeurt het niet dat als mensen overlijden, de mooiste voortbrengselen van hen onder mijn aandacht worden gebracht. Parels uit een schatkamer die ik niet goed kende. Dank je Martin!
dank voor je reactie. Ja jammer dat we elkaar pas zien als het leven voorbij is. Zo iets staat ook in de volgende blog, interview met Eddy Boevink.